Leesautobiografie

In mijn kindertijd was ik dol op kinderboekjes. In het bijzonder waardeerde ik de Disneyverhalen, vooral als één van mijn ouders mij zo’n verhaal in alle gezelligheid vertelde. Eigenlijk bekeek ik alleen de afbeeldingen en dat fascineerde me. Ik kon mij helemaal in die wereld en in dat verhaal inleven alsof het geen fictie was. Vooral mijn vader versterkte dit ongelooflijk gevoel door de passie die hij bij het vertellen overbracht. Ook op school gebruikten mijn leerkrachten veel intonatie en dat is het meest voor de hand liggend bij een kleuter. Ik was dus absoluut enthousiast bij het bekijken van en luisteren naar verhalen en sprookjes.

In de lagere school ‘las’ ik al minder graag. Gedurende de drie eerste schooljaren van het lager onderwijs las ik nog geen strips, maar nog altijd Disneyverhalen, zoals ‘Robin Hood’ en ‘The Jungle Book’, die nu nog steeds in mijn boekenkast liggen. Deze bevatten grote, duidelijke afbeeldingen met een kleine hoeveelheid tekst, zodat ik genoeg informatie kreeg om een eigen beeld te krijgen van het verhaal. Na een tijdje echter kende ik alle verhalen uit het hoofd en was het onmogelijk geworden om er nog van te genieten. Het tijdperk van de stripverhalen stak van wal. Ik begon er te vragen als cadeau bij feestjes, maar op school waren we gestart met de lectuur van boeken met zeer weinig tot geen afbeeldingen. Dit gebrek ondervond ik op een harde manier. Ik had ontzettend veel moeite om me de wereld van het verhaal voor te stellen en mij te identificeren met de personages. Afbeeldingen beschouwde ik als een bruikbaar hulpmiddel en daarom ging ik niet spontaan boeken lenen in de bibliotheek. Ik kan mij niet herinneren dat ik een onontkoombaar boek van de Nederlandse kinderliteratuur, zoals ‘Mathilda’ van Roald Dahl, op eigen initiatief en louter voor het plezier, heb herlezen.

Gedurende mijn twee initiële jaren in deze school zijn de meeste boeken mij tegengevallen. Dat heeft mij waarschijnlijk aangezet om geen zakgeld en tijd aan boeken uit te geven. In de eerste graad van het secundair onderwijs mochten we zelf onze boeken uit een lijst kiezen. Dat vond ik een tof systeem want dan kreeg je de mogelijkheid om zelf je eigen type boek uit de lijst te pikken. Wat ik wel nadelig ervaarde was het feit dat je, ondanks de aangrijpende flaptekst, niet altijd een goed boek voorgeschoteld kreeg. Persoonlijk opteer ik zonder enige twijfel voor thrillers omdat het actie-aspect mij bij het verhaal betrekt. Aanvankelijk ben ik al geen boekenwurm, maar als langdradige beschrijvingen zich daarbij accumuleren, ontploft heel het boeltje. Aan een boek begin ik in eerste instantie al met tegenzin. Bij spannende verhalen kan deze negatief ingesteldheid naarmate (de tijd) omschakelen tot een tocht, zoals een bootje in eerste instantie niet voortgedreven wordt door een kalme rivier, maar na een tijdje dan wel wordt meegesleurd door de sterkere stroom. Zo’n geslaagd boek dat mij meevoert was voor mij ‘De schorpioenen van Kato Zagros’. Hierbij wou ik vastberaden achterhalen wat de verklaring was voor de vreemde ontdekkingen van Jolien en Nikos, wat mij aanspoorde om verder te lezen.

In de tweede graad kregen wij Boekentoppers in de plaats van zelfgekozen boeken. Enerzijds kon het boek meevallen en leerde ik een nieuwe literaire stijl, zoals adolescentenromans, kennen, anderzijds kon het boek barsten van de beschrijvingen, waarvan de passages weinig verstaanbaar waren. Praktisch gaven ze ons niets mee en door  de voortdurende herhalingen raakte ik geïrriteerd. Dit was het geval bij ‘De gelukvlinder’. Gedurende die vier jaar heb ik uit eigen wil nog een groot aantal strips, zoals ‘De Schorpioen’ en ‘Thorgal’, gelezen. Ik hield niet van poëzie, omdat dat meestal zeer ingewikkeld in elkaar zit en omdat gedichten overdrijven op het vlak van gevoelens. In mijn opzicht moet je literatuur gebruiken om een bericht door te geven aan anderen en gaat het minder om de uitbeelding van een toestand.


Ik moet toegeven dat ik in het vijfde middelbaar verrast was door de gelezen boeken. De thematiek interesseerde me voor een stuk al meer, stelde mij in vraag en leerde me nuttige lessen bij. Met het leesportfolio analyseer je op verschillende vlakken literatuur en dat heeft wel een nuttige functie. Er zijn zelfs twee boeken waarvan ik besloten heb om ze te herlezen. Deze mooie, goed geschreven verhalen, waarop ik met aandacht en plezier gefixeerd was, zijn ‘Et si c’était vrai’ en ‘City of thieves’. Ook al grijp ik niet bij voorbaat naar een boek, toch probeer ik bijna elke avond iets te lezen om mij te ontspannen voor de nacht. Literatuur kan een doorslaggevende factor zijn om een taal te verbeteren, maar toch spendeer ik mijn tijd liever aan andere bezigheden. Ik ben van mening dat ik in de toekomst een beetje meer zal lezen als tijdverdrijf, maar dat het echt een hobby wordt, geloof ik niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten